AMOORIE

View Original

KADDISJ VOOR EEN KUT

Soms moet ge pauzeren en wat minder onine leven, om dan op een eenzame dinsdagavond te bedenken dat je toch nog eens een blogpost moet uittikken. 

Aanzet is het nieuwste boek van Dimitri Verhulst ‘Kaddisj voor een kut’, waarvan ik net de laatste digitale pagina op mijn iPad omdraaide. Tragisch prachtig boek, waarvan ik vooral het eerste deel in 1 ruk uit had. Verhulst gebruikt woorden die mij nog meer van het Nederlands doen houden - stamper (doelend op het mannelijk lid), misgunnen, of verruïneerd. Ge kunt u aan de hand van deze paar woorden de toon van het boek wel voorstellen, rauw en grauw. Weinig anders te verwachten van het vervolg op 'De helaasheid de dingen’: uw moeder wil u niet, uw vader zuipt zich de dood in en miserie is uw middle name. Het eerste deel van 'Kaddisj voor een kut’ vertelt Verhulsts verhaal na zijn mislukte plaatsing bij een pleeggezin, zijn periode in de jeugdinstelling. Rooskleurig is die niet bepaald te noemen. 

See this content in the original post

Als ge ’t leest, beseft ge ’t meteen: op zo'n plekken wilt ge nooit terecht komen. De stad die ik lang mijn hometown mocht noemen is toevallig een stad waar veel instellingskinderen hun tijdelijke thuis vinden, simpelweg omdat er veel instellingen zijn. Wie in Lokeren woont, weet wie die kinderen zijn of kent minstens 1 iemand die de (ongelukkige) taak heeft die jonge mensen te heropvoeden (her op te voeden?). Ik ken er meerdere en mijn respect voor hen is immens. Als ik verhalen hoor van kampen die georganiseerd worden voor die gastjes en er meer opvoeders dan kinderen moeten aanwezig zijn om iedereen in de hand te houden, slik ik. Als ik terug denk aan de avonden waarop ik als jobstudent in de plaatselijke Panos mijn brood verdiende en de kindjes van de instelling na sluitingsuur aanklopten om het overschot aan koffiekoeken en brood mee te nemen naar hun leefgroep en daar ongetwijfeld als helden van de dag onthaald werden, of hoe diezelfde (vaak autistische of gedragsgestoorde) kinderen elke zondag hun moed bijeenraapten om mee te doen met de activiteiten van onze Chiro, verwarmt dat mijn hart. Of wanneer de Lokerse Feesten hun overschot (van de boodschappen die gedaan werden voor de artiesten backstage) schenken aan de verschillende leefgroepen uit de instelling. Of wanneer ik van mijn moetie twee keer over en weer moest rijden met zakken kinderkleertjes voor die gastjes. Dan weet ge dat zo'n instelling een stad kan engageren, dat ge zo goed en zo kwaad mogelijk u best kunt doen om hen een normaal leven te biden, in de mate dat dat voor hen nog mogelijk is. 

’t Loopt niet altijd goed of met zij die hun jeugd moeten delen met andere ongewenste kinderen, zoals Verhulst ook schetst in het tweede deel 'Aankomst in de bleke morgen’, maar misschien zet dit boek wel aan tot iets meer bekendheid en empathie, heel misschien.